Historiek gemeente Oostham
De naam Ham werd voor het eerst vermeld in 784, naar het Germaans hamma, een landtong die in een moerassig gebied inspringt.
Reeds in 698 schonk Pepijn van Herstal, die het land in bezit had, dit aan de Abdij van Sint-Truiden. In 1307 kwam het patronaatsrecht aan de Abdij van Averbode. Van 1372-1834 was er een kasteel, dat ten zuidwesten van het later ontstane dorp Oostham was gelegen. Dit dorp ontwikkelde zich aan een kruispunt van wegen: de weg van Kwaadmechelen naar Heppen, en die van Olmen naar Beverlo. In het centrum lag een driehoekig dorpsplein, waaraan de kerk zich bevond en nog bevindt. In de 16e eeuw werd vooral vlas en vezelhennep/hennep verbouwd, waarvan onder meer visnetten werden vervaardigd. In de 17e eeuw werden er schapen gehouden en nam de laken nijverheid enige vlucht. In de 19e en 20e eeuw kwam er werkgelegenheid in de omgeving: de chemische industrie (zoals het latereTessenderlo Chemie, de steenkoolmijn van Beringen en het militaire Kamp van Beverlo. De landelijke bebouwing verdween goeddeels en er ontwikkelde zich lintbebouwing langs de uitvalswegen. Na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe wijken aangelegd, namelijk Wasseven en Generode.
Bezienswaardigheden
- De Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk, met een toren uit de 10e eeuw, gelegen aan het Heldenplein.
- Het Monumentenpark, op de voormalige begraafplaats, naast de kerk.
- De Oude Pastorie werd gebouwd tussen 1671 en 1680 in Brabantse renaissancestijl. Het is een voorbeeld van de bouw zoals die door de Abdij van Averbode werd gepraktiseerd. De pastorie was - vanwege de toenmalige onveilige situatie ter plaatse - zwaar versterkt met sloten, een geheim kamertje, twee geheime uitgangen en zelfs een schietgat. Tegenwoordig is de heemkundekring Sint-Lucia in dit gebouw gevestigd. Het gebouw is omringd door een fraaie tuin.
Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk - Oostham
Onze Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk van Oostham bezit de oudste toren van het land, het onderste, stenen gedeelte dateert immers uit de 10e eeuw.
De muren zijn opgetrokken uit Diesterse ijzerzandsteen en doorsneden met het zogenaamde opus spicatum of “korenaarverband”. Op het stenen gedeelte rusten de “klokkenstoel” en de achtzijdige, geknikte torenspits.
Rond 1000 was het Oosthamse godshuis een eenvoudig Romaans zaalkerkje.
In de 14e en 15e eeuw ontstond in de streek een nooit eerder gekende welstand door de opbrengst van wol en vlas. De bevolking groeide aan en waarschijnlijk werd de kerk te klein, zodat in de 14e eeuw een kruisbeuk en een vroeggotisch koor aangebouwd werden.
De adellijke familie van Hoensbroeck, die toen de plak over Oostham zwaaide, kreeg rechts in de kruisbeuk een eigen kapel met persoonlijke ingang. Toen in 1603 de kerk met 2 zijbeuken in renaissancestijl verbreed werd, moest de westwand van de kapel afgebroken worden. De grondheren van Hoen hielden echter aan hun recht en eisten een nieuwe kapel. Uiteindelijk kregen ze die in 1623. Tot op het einde van de 18e eeuw werden in die kapel de overledenen van hun familie begraven.
Deze veelhoekige kapel in renaissancestijl werd achteraf als sacristie gebruikt. Aan de noordkant van de kruisbeuk werd als tegenhanger van de herenkapel een gildekapel ingericht.
Bij verbouwingswerken in 1603 werden boven elk venster van de noord- en zuidgevel puntvenstertjes aangebracht. In 1836 werden ze door architect Spaak verwijderd. Hij overkluisde de hele ruimte met één dak. Het gotische gewelf verdween en er kwam een tongewelf voor in de plaats. Aangezien het marktplein hoger dan de vloer van de kerk lag, drong zich ook de noodzaak op de kerkvloer te verhogen. De steunberen van de toren werden weggebroken en in de toren zelf werd een ingangsdeur aangebracht.
Een laatste vergroting kwam er in 1934. Deze niet zo fraaie uitbreiding van de kerk wordt aan architect Jules Yzemans uit Mol toegeschreven. Hij moest de noorderzijbeuk afbreken en een nieuwe neogotische vleugel aanbouwen. Door deze ingreep verloor de kerk haar harmonische eenheid.
Bij de aftocht van de Belgische troepen op 11 mei 1940 werd de kerk na een verwittiging in brand gestoken, omdat de Belgische legeroverheid vreesde dat de Duitsers de toren als observatiepost zouden gebruiken. Enkele dappere inwoners probeerden nog de beelden en kerkschatten te redden, maar konden niet beletten dat verscheidene kostbaarheden verloren gingen.
Lang heeft de kerk van Oostham op haar heropbouw moeten wachten. Op zondag 29 juli 1956, dus maar liefst 16 jaar na de brand, kon de kerk terug in gebruik genomen worden.
De kerk heeft een unieke beeldenrijkdom die zeker de moeite waard is om eens te bekijken.
Schans van Gerhees
De Schans van Gerhees dateert van de zeventiende eeuw. Dit aarden fort is een unieke brok geschiedenis. Het fort omvat een rechthoek van aarden wallen, opgetrokken middenin een ven en omringd door grachten. Hierdoor werd het een moeilijk te ontdekken en te bereiken schuiloord, waarin de streekbewoners zich konden ‘verschansen’ tegen plunderende legers en roversbenden.
Na zovele eeuwen ziet de schans er nu uit als een gewone, beboste landduin. Maar wie goed kijkt, ontdekt nog de overblijfselen van de aarden wallen en grachten. Het is de bedoeling om de ‘Schans van Gerhees’ terug in ere te herstellen door ze als cultureel erfgoed in te richten, te beschermen en open te stellen voor het publiek.
Herdenkingspark
Sinds 19 september 2004 heeft de gemeente Ham een Herdenkingspark. Op deze site werden alle monumenten rond de thema's oorlog en geweld van de verschillende deelgemeenten samengebracht. In dit park worden enkele collectiestukken van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis permanent tentoongesteld. Het Herdenkingspark vind je naast de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk.
Het is één van de merkwaardigste gebouwen in Oostham.
Nog vóór 1200 stond een zekere Willem, Heer van Colmont, zijn bezittingen in Oostham af aan de abdij van Averbode. Arnold van Wesemael droeg rond dezelfde tijd zijn hoeve in Kwamol eveneens aan de abdij af. In 1239 werden die schenkingen door paus Gregorius bekrachtigd. Averbode kwam er zo tussen andere machtige grondheren in bezit van eigen goed.
In elk geval had de pastorie in de 16e eeuw het uitzicht van een herenhuis. Het was feitelijk een hoeve met afwisselend stenen en lemen muren.
In de loop van de 17e eeuw werden aan die pastorie nog herstellingen aangebracht.
In 1671 begon onder het pastoorschap van Walterus Meeuws (1660-1682), op kosten van de abdij, de bouw van de huidige pastorie. Dit statige gebouw is gebouwd in Brabantse renaissancestijl.
De pastorie wordt sinds kort gebruikt als kunst- en cultuurpunt door Rigolettokoren.